Amsterdam - De Phonobar Eind jaren '60

 

Nils

Nils was m'n jazz-maatje. Hij improviseerde jazz op de Steinway, een Baby Grand die thuis, derde etage aan de Muidergracht, in de achterkamer stond. Z'n stijl leek wat op die van Bill Evans. In ieder geval deed hij zijn best om van die bijzondere Evans-harmonieën en het karakteristieke toucher ten gehore te brengen, maar vooral zijn eigen ontwikkelde samenklanken in improvisaties te laten klinken.

Op doordeweekse avonden gingen we wel eens naar de Phono Bar, Thorbeckeplein 15, hoek Herengracht, Amsterdam. Otto van Inge draaide daar jazzplaten van labels als Philips (met de opnamen van Amerikaanse Columbia), Blue Note, Riverside, Prestige, Verve, Pacific, Impulse, enz. met het spel van de groten van de jaren 50 en 60: Miles Davis, Thelonious Monk, Clark Terry, Stan Getz, Gerry Mulligan, Oscar Peterson, Art Farmer, Charlie Byrd, Bill Evans, John Coltrane.

In 1970 gaf CBS een dubbel-lp uit, Fill Your Head With Jazz, geproduceerd door Jon Waxman, met bekende nummers van artiesten uit de Columbia-stal en hij leende er een paar van Verve en Epic. De uitgave geeft een indruk van wat min of meer populair was.

Wij waren beiden gevormd door de kleine jazz-formaties. En door de big band muziek van bijvoorbeeld Duke Ellington en Count Basie. Daardoor hadden we minder op met de Beatles die begin jaren '60 ook buiten Engeland bekendheid kregen en ook niet met de Rolling Stones die wat later hun intrede deden. Als we jonger waren geweest dan waren we in de bewondering zeker meegegaan, en met volle teugen. Echter toen onze generatie naar de Middelbare School ging werd er louter en alleen op klasse-avonden en fuiven op de muziek van de genoemde Amerikaanse jazz-musici gedanst. En ook op de muziek van Franse chansonničres en chansonniers: Patachou, Cathérine Sauvage, Juliette Greco, Mouloudji, Guy Béart. De Beatles gingen we pas na verloop van tijd waarderen.

Will D. Scheepers

Nils was de zoon van Will D. Scheepers. Ze was een alleenstaande moeder. Will was voor haar pensionering werkzaam bij "het instituut", zoals ze zei. "Het instituut" was het Koninklijk Instituut voor de Tropen, of het KIT zoals het ook genoemd wordt. Daar werkte ze op de afdeling Publiciteit en Voorlichting. Zij was ook de medewerkster van Jaap Kunst en ze begeleidde hem bij zijn lezingen. Samen met hem nam ze deel aan verschillende congressen over volksmuziek. In de jaren vijftig werd zij secretaris van de Nederlandse afdeling van de International Folk Music Council (IFMC). Will had aan het conservatorium gestudeerd, hoofdvak piano. Vandaar die mooie Steinway-vleugel drie hoog achter aan de Plantage Muidergracht 65 in Amsterdam.

In de jaren vijftig van de vorige eeuw heeft ze stad en land, en vooral het platteland van Groningen, Drente en Overijssel afgereisd met een van de eerste bandrecorders waarmee aanvankelijk nog op breekbare tape op acetaat-basis opgenomen werd.

 

Ze heeft vele ontberingen doorstaan op kille stations, op drassige landwegen wanneer ze in de regen naar een afgelegen boerderij ging om daar de liederen op te nemen van de oude boeren en boerinnen. Ongeveer zoals Béla Bartók en Zoltán Kodály door het Hongaarse land struinden en een grote verzameling aan autochtone stemmen, teksten en melodieën vastlegden die ze later in hun composities verwerkten.

Will heeft ook veel verzameld. Wel 2000 liederen zo wordt op het web gemeld. Ze werkte voor en ze werkte samen met Jaap Kunst die het project leidde. Jaap Kunst ging veelal met de voor dat werk ontvangen waardering aan de haal. Ate Doornbos, de man die 37 jaar lang het radioprogramma 'Onder de Groene Linde' presenteerde liet uiteraard ook opnamen gemaakt door Will Scheepers en Jaap Kunst horen.

Onlangs kwam ik in de gebonden jaargang 1954 van Mens & Melodie een artikel van Will's hand tegen. Het begint op bladzijde 157. Hier een fragment.

De Phonobar

Jazzcafé de Phonobar was ook een instituut. Maar dan op een andere manier. Daar kwam allerlei volk, maar gek genoeg heb ik nooit zo bewust gemerkt dat er zich onder de bezoekers specifieke types schaarden die in de donkere hoeken met de geestverruimende middelen experimenteerden of die al gewoon waren die regelmatig te gebruiken. Maar ja, we kwamen nooit op zaterdagavond als het er wel eens heftig aan toe moet zijn gegaan.

Wij zaten altijd aan de bar en dronken simpelweg koffie die door Otto van Inge, eigenaar van de Phonobar, werd ingeschonken. En als een kopje leeg was, dan waste Otto het schoon in een teiltje met overvloedig, schuimend sop. Dat gaf een gemoedelijk accent.

Otto en zijn vrouw Pops runden samen de Phonobar, hoewel in die tijd - ik spreek van eind jaren zestig - Pops altijd wat later kwam. Dat had uiteraard te maken met het runnen van het huishouden, maar misschien ook wel met haar studie psychologie die ze volgde en waardoor ze later bij Pro Juventute kon gaan werken. Ik heb eens een interessant en verhelderend gesprek met haar gevoerd toen zij en haar man nog in de Reguliersdwarstraat woonden tussen Vijzelstraat en Rembrandtplein, achter het Tuschinsky theater. Daaruit bleek dat ze zeer deskundig was. Toen een paar jaar later een pianohandelaar aan de Rozengracht met zijn winkel ging stoppen gaf Pops me een tip daar eens te gaan kijken. Daardoor kwam ik in het bezit van een mooi klinkende piano van het merk Wagner.

Otto en Pops hadden een aantal jaren in Amerika, in San Francisco gewoond. Ze werkten er onder andere voor een rijke familie. Hun tijd in de VS heeft zeker grote indruk op hen gemaakt of moet ik zeggen dat ze het heel normaal vonden om daar te wonen omdat het met hun liefde voor het land overeenkwam.

Net als bij mij heeft dat deels te maken - zo denk ik - met de 2e Wereldoorlog en de bevrijding die bij velen automatisch de oriëntatie op de Verenigde Staten tot gevolg had.

In de Phonobar weerklonken de Amerikanen uit grote Philips luidsprekerkasten die met de befaamde 9710M luidspreker units waren geëquipeerd. Of met de 9710AM units die dan gevoed werden door een OTL-versterker, een versterker die geen uitgangs-transformatoren had. 'Direkte energie-overdracht' noemde Philips dat. Er bestaan ook Philips kasten met
2 luidspreker-units in een quasi driehoekige nehuizing.

 

In ieder geval klonk de muziek in de Phonobar machtig realistisch, zeker ook daar het geluid van boven kwam want de speakers stonden op de luifel boven de bar te spelen. Met welke draaitafel de LP's werden afgespeeld weet ik niet meer. Dat heeft niet zo'n indruk op me gemaakt. De speakers waren uitstekend geschikt om de presentie weer te geven van de Amerikaanse en Afro-Amerikaanse jazzmuzikanten, zangers en zangeressen die allang tot de legendes gerekend worden. Daaronder uiteraard ook Oscar Brown Jr. die "Dat Dere" zong.

Al met al hebben we de laatste jaren van de Phonobar meegemaakt. Op een gegeven moment vertelden Otto en Pops ons dat de bar zou gaan sluiten. Mogelijk dat eigenaar Manders andere plannen met het vastgoed had. Wij dachten dat de sluiting vooral samenhing met de specifieke types die zich ergens in een donkere hoek bevonden en bijna onzichtbaar een trip namen. Zo onzichtbaar ook weer niet want Otto en Pops hadden het meteen in de gaten. Een woordenwisseling liep dan veelal uit op uitzetting en verbanning. De Phonobar was voor velen een soort toevluchtsoord. Zie ook http://phonobar.blogspot.com

In later jaren kwamen we in jazzcafe Bohemia, nummer 14 op de hoek van de Krom Boomsloot. Daar draaide jazzliefhebber en organisator Wouter de platen. Ze stonden in rijen achter de bar gerangschikt, onder het glaswerk.

Op zondagmiddagen gingen we ook naar de Johannes Vermeerstraat - of was het de Johannes Verhulststraat? - waar live jazz gespeeld werd. De bijeenkomsten werden door Wouter en een stel andere liefhebbers georganiseerd. Maar de lol was er (voor ons in ieder geval) gauw af toen daar de nog onvolwassen experimentele jazz ten gehore werd gebracht.

 

Paradiso

Amsterdam was in de ban van de nieuwe generatie jeugd, de achtenzestigers, die overigens nauwelijks van jazz hielden, en dat laatste heeft mogelijk voor een deel tot de onvermijdelijke sluiting van de Phonobar geleid. Het was de tijd dat Paradiso nog niet de poptempel was. De nieuwe manier van leven was die van de levensbeschouwing die brak met het antieke verleden, de vooroorlogse mentaliteit die na 1945 nog gewoon voortleefde maar uiteindelijk plaats moest maken voor de nieuwe generatie, de generatie van de protestsong en de demonstratie.

In Paradiso klom je de trap op en dan kwam je in een ruimte met houten banken die bestonden uit ruwe planken bekleed met stukken afgedankt Oosters tapijt zoals dat vroeger in de huiskamers van veel woningen op de vloer lag. Het kamerbreed tapijt was nog maar net een paar jaar daarvoor "uitgevonden". Zeker, er was bouclé, maar dat was toch wel voor de wat beter gesitueerden. Daar boven in Paradiso zat je dan te praten met allerlei figuren, je zag Simon Vinkenoog die zich sterk verwant voelde met de nieuwe generatie. Daar werden joints gedraaid en geblowed wat menigeen natuurlijk graag wilde uitproberen.

Amsterdam

Will D. Scheepers met dochter Marion en kleindochter Rose (die in Amerika woonden) en ondergetekende, Schiphol rond 1970. De foto werd door Nils Decker genomen en hij staat er dus niet op.

Amsterdam was een stad vol bijzondere mensen. Er was de kapper Mario die mysterieus praatte en in zijn manier van doen iets weg had van de acteur Helmut Berger, de acteur die in The Damned van Luchino Visconti en later in Ludwig - ook van Visconti - speelde. Dat mysterieuse kwam misschien wel omdat hij onder invloed was.

Of je zat in een cafe in De Kerkstraat aan de bar met Corrie van Gorp te praten over haar carriëre die begon bij het Nationale Ballet en Sonia Gaskell en over haar optreden samen met Willem Nijholt in De Kleine Parade van Wim Sonneveld.

Of je kwam bij Reinders op het Leidseplein en daar draaiden ze bij sluitingstijd een liedje gezongen door Rudi Carrell die zelf toevalligerwijs ook aanwezig was: Het is de Hoogste Tijd.

Of je kwam op een zomeravond om 9 uur op de bloemenmarkt op de Singel Ramses Shaffy tegen en je zat op de trottoirrand met hem te praten en hij je vervolgens uitnodigde om bij het visrestaurant op het Leidseplein te gaan eten waar de ober weigerde de bestelling op te nemen omdat Ramses de vorige rekening nog niet betaald had. Je nam het hem niet kwalijk, want dat hoorde bij zijn spontane en gepassionneerde manier van leven waarbij hij er vanuit ging dat de wereld aan zijn voeten lag. Zo dachten we er trouwens allemaal over omdat we jong waren en de wereld er vanzelfsprekend voor ons was en niet andersom.

Nils en Will ben ik langzaamaan uit het oog verloren nadat ze verhuisd waren. Otto van Inge ben ik nog een paar keer tegengekomen op de gemeentelijke sportschool "De Stokerij", 1e Rozendwarsstraat, eind jaren '80 begin jaren '90. Daar sportten twee senioren, Jan en Willem, die jaren daarvoor onder de leiding van Otto hadden getraind. "De Stokerij" werd in 2003 door deelraadvoorzitter Anne Lize van der Stoel gesloopt. Einde van een tijdperk.

CONTACT

TERUG

TOP OF PAGE

Deze pagina is voor het eerst op het web gepubliceerd op 2 november 2018.